Geldrop - Mierlo - Zesgehuchten
1911
De
IJzeren Man.
Begin januari kwamen de
polderjongens weer met de tram
in Geldrop aan, om hun intrek
nemen in de fabriek “De Helzen”.
De werkzaamheden aan de
spoorlijn Eindhoven-Weert konden
na een Kerstonderbreking weer
hervat worden. De eerste zes
weken was het echt kwakkelweer.
Het werk moest vaak neergelegd
worden. Niet werken betekende
niets verdienen. Veel arbeiders
gingen daarom weer terug naar
o.a. Groningen en Friesland. De
verdiensten waren laag, in mei
werd er zonder resultaat
gestaakt en toen in september de
jaarlijkse campagnes bij de
suikerfabrieken begonnen,
verdwenen opnieuw veel
arbeidskrachten. De
suikerfabrikanten betaalden veel
beter.
Gelukkig kon in februari “De
ijzeren Man” in gebruik genomen
worden. Deze graafmachine werd
omschreven als: “een machine
waaraan schepemmers verbonden
zijn, die met grote snelheid de
grond zelfstandig uitdelven, om
tegelijkertijd in de bijstaande
zandtreinen te doen, waardoor de
werkzaamheden aanmerkelijk
worden bespoedigd”. De
afgravingen die ontstaan zijn
langs de aangelegde spoorwegen
dragen de naam van deze machine.
Het zand uit de IJzeren Man in
Eindhoven werd tot aan de grens
van Heeze gebruikt en dat van de
Zesgehuchtense IJzeren Man werd
gebruikt voor de lijn naar
Weert. Ook in die plaats
ontstond zo een IJzeren Man.
De polderjongens veroorzaakten
regelmatig overlast in het dorp.
Meerdere malen waren zij
betrokken bij vechtpartijen. Dat
was zelfs tot in Mierlo
doorgedrongen. Burgemeester
Verheugt had de marechaussee in
Helmond al eens om extra
manschappen verzocht tijdens de
kermis. Hij schreef: “met het
oog op eventueel bezoek der
polderjongens uit Geldrop was
het misschien wenselijk dat des
zondags meer politiepersoneel
aanwezig was”.
Een nieuw raadhuis.
Tot 1911 werd de gemeente
Zesgehuchten bestuurd vanuit een
tot raadhuis omgebouwd
schoollokaal. Een raadzaal, een
secretarie en natuurlijk een
gevangenis waren in die tijd
voldoende om te zorgen dat de
zaken bestuurlijk geregeld
konden worden. Daar zou nu een
einde aankomen. Gedeputeerde
Staten had toestemming gegeven
voor nieuwbouw. Het
gemeentebestuur nam een zeer
bekwaam architect in de arm. Jan
Stuyt die o.a. de Gerardus
Majellakerk in Bergeijk (Weebosch)
en de St. Catharinakerk in
’s-Hertogenbosch bouwde, werd
verzocht een tekening te maken.
Het eindresultaat was een
schitterend bouwwerk dat
gelukkig nog steeds te
bewonderen is. En dat alles voor
een prijs van slechts ƒ 5.590,-,
gebouwd door aannemer Drijvers
uit Helvoirt.
Hoewel de burgemeester van
Zesgehuchten in Geldrop woonde,
kon de gemeente Zesgehuchten
toch een burgemeester tot zijn
inwoners rekenen. Jos van
Engeland, oud-secretaris en nu
eerste burger van Tongelre,
kreeg bij koninklijk besluit
toestemming om tot 1 mei 1912 in
Zesgehuchten te blijven wonen.
Het weer.
De maanden augustus en september
waren zeer droog.
De firma Van Gerdinge in Geldrop
moest bij gebrek aan water de
fabriek stil zetten. Door het
slaan van een Nortonput slaagde
de fabrikant er in om water
vanuit een grotere diepte op te
pompen. Het drinkwater werd
schaars. Door de langdurige
droogte waren de aardappelen
heel klein. Johanna Seijkens,
die bij Govers op “De Burgt” in
Geldrop aardappelen aan het
rooien was, stak een bos uit met
daaraan maar liefst 103
aardappelen ter grootte van een
kippenei. De korenoogst was
goed, maar bij gebrek aan voer
moesten de boeren hun
wintervoorraad hooi gebruiken om
bij te voeren. Voor de
herfstgewassen zag het er slecht
uit.
Op 5 september besloot mgr. W.
v.d. Ven, bisschop van
’s-Hertogenbosch dat in heel het
bisdom “tot wederopzegging” in
de kerken dagelijks het
rozenhoedje gebeden moest worden
“om van God regen te
verkrijgen”.
Tussen Geldrop en Mierlo brak
een bosbrand uit, waarbij
ongeveer 60 hectaren in vlammen
opgingen. Zoals vaker kreeg de
stoomtram de schuld. Vonken uit
de locomotief zouden de oorzaak
zijn. Het gehele personeel van
de fabriek van H. Eijcken, de
arbeiders van het kasteel van
Geldrop en vele anderen hielpen
blussen. Het vuur zat gelukkig
opgesloten tussen het Eindhovens
Kanaal en de weg van Geldrop
naar Mierlo.
De Mierlose Zwarte.
Op 27 juni 1911 hield de
koninklijk goedgekeurde
vereniging “de Kerseboom” in
Mierlo haar eerste veiling. De
Mierlose kers stond als een van
de beste van Noord-Brabant
bekend en was bijzonder geschikt
voor de export. Het
“veilinggebouw” lag gunstig
tegenover een tramhalte van de
lijn Eindhoven – Helmond.
Op 7 juli werden 2.480 kg kersen
aangevoerd. De prijzen
varieerden van 20 tot 27 cent
per kilo. Buiten de veiling om
werden ook veel kersen verkocht.
Ook de verkoop van andere
fruitsoorten zoals zwarte bessen
en kruisbessen liep als een
trein. In september werden veel
appels, perziken en noten
verhandeld.
De kwaliteit van de Mierlose
Zwarte was ook in Geldrop
bekend. De onderwijzers De Kort,
Atgier, Knaapen en Vinks
organiseerden in juli een
uitstapje voor de leden van het
R.K. Patronaat “St. Aloysius”
naar Mierlo “ten einde zich eens
te verlustigen aan de bij
uitmuntendheid lekkere kersen”.
|
|