Geldrop - Mierlo - Zesgehuchten
1916
De
kermis en de dood van
marechaussee Molenaar.
In verband met de 1e
Wereldoorlog had de commandant
van het veldleger voor bepaalde
gemeenten een kermisverbod
uitgevaardigd. Wilde men toch
kermis vieren dan was daar
speciale ontheffing voor nodig.
Voor de kasteleins waren deze
dagen een belangrijke bron van
inkomsten en voor de bevolking
bestond de vakantie uit het
bezoeken van dit volksvermaak.
Zowel in Mierlo als in Geldrop
kwam eind augustus de
gemeenteraad in een
“spoedeisende vergadering”
bijeen om een besluit te nemen
over de verzoeken van de
plaatselijke herbergiers en een
vereniging van
kermisexploitanten om de kermis
doorgang te laten vinden. In
beide gemeenten werd met een
krappe meerderheid besloten
positief op deze verzoeken te
reageren. Het gemeentebestuur
van Geldrop vroeg op deze
“risicodagen” ondersteuning van
manschappen van de marechaussee
uit Heeze, en Mierlo was
aangewezen op de brigade in
Helmond. Op 4 september brak
tijdens de kermis in Geldrop een
gevecht uit waarbij de 23 jarige
ongehuwde marechaussee
Engelbertus Molenaar uit Heeze
door messteken om het leven kwam
en zijn collega Ruijscher en
veldwachter Snoeks gewond
raakten. Er was hulp van de
politie uit Eindhoven en Heeze
nodig om de rust terug te laten
keren. Vijf mannen afkomstig uit
Woensel, Eersel, Eindhoven en
Stratum, in de leeftijd van 28
tot 35 jaar, werden
gearresteerd. Negen maanden
later werden zij, na hoger
beroep, door het Gerechtshof
veroordeeld tot een straf
variërend van twee tot zes
jaren. In het Historisch Museum
der Koninklijke Marechaussee in
Buren hangt nog een gedenksteen
“ter herinnering aan de in den
dienst gevallenen” waarop
Molenaar, samen met twaalf
anderen herdacht wordt.
Drankmisbruik was meestal de
oorzaak van allerlei
gewelddadige ongeregeldheden. De
gemeenteraden van Zesgehuchten
en Mierlo stelden daarom in 1916
een verordening vast
“betreffende bestrijding van
drankmisbruik op dagen van
demobilisatie” in hun gemeente.
Het faillissement van de
gasfabriek.
De Geldropse straten werden
verlicht door gaslantaarns. Het
gas werd geleverd door de
Gasfabriek van Sauter op
Grootbraakhuizen. In 1914 sloot
de gemeente Geldrop zich als
eerste aan bij de provinciale
elektriciteitscentrale
(P.N.E.M.). Elektriciteit was
een veel goedkopere energiebron
dan gas. Dit betekende het einde
van de gasfabriek. De curator
van de fabriek berichtte begin
november 1916 de gasverbruikers
dat de leveringen stopgezet
zouden worden, maar de
gemeenteraad besliste enkele
dagen later anders. Aanvankelijk
was er sprake van dat de
gemeente Geldrop de Gasfabriek
over zou nemen, maar enkele
maanden later werd de fabriek
verkocht aan de fa. Van Thiel
uit Helmond. Intussen had het
gemeentebestuur de lantaarnpalen
verkocht voor ƒ 5,50 per 100 kg.
Coöperatieve
verenigingen.
Hoewel ons land niet direct
betrokken was bij de 1e
Wereldoorlog, waren het toch
moeilijke jaren voor de
bevolking. Er was een tekort aan
voedsel, artikelen werden “op de
bon” verstrekt door het
Distributiekantoor en de prijzen
rezen de pan uit. Op een zondag
in mei, na de Hoogmis, kwamen
een aantal verenigingen uit
Geldrop bij elkaar om te praten
over de oprichting van een
coöperatieve winkel. Op 14 juli
1916 werd door het bestuur van
de R.K. Werkliedenvereniging
“St. Joseph” bij notariële acte
de Coöperatieve productie- en
consumptievereniging “Helpt
elkander” opgericht. De winkel
ging in oktober aan de
Nieuwendijk, o.l.v.
filiaalhouder H. van de Sanden,
van start en behaalde in de
eerste drie maanden een omzet
van iets meer dan ƒ 2.700,-.
Enkele maanden later werd een
pand aangekocht in de
Langstraat.
De R.K.
Textielarbeidersvereniging St.
Severus in Mierlo besloot in
augustus, natuurlijk op zondag
na de Hoogmis, om een onderlinge
vereniging tot aankoop van
steenkolen op te richten. De
wekelijkse contributie bedroeg
naar keuze 20 à 35 cent.
In de landbouw was men in de
jaren 90 van de 19e eeuw al tot
samenwerking gekomen in de vorm
van coöperatieve verenigingen
voor de aankoop van meststoffen
(Boerenbond) en coöperatieve
kredietverenigingen
(Boerenleenbanken, nu Rabobanken).
Werkgelegenheid
Mede doordat de oorlog
buiten onze grenzen bleef was
deze periode voor de Geldropse
textielindustrie zeer gunstig.
In het gemeenteverslag van dit
jaar was sprake van 'een gouden
jaar'. In tegenstelling tot
andere jaren hadden de
fabrikanten geen enkel probleem
om hun producten te verkopen.
Dat kan verklaard worden door:
de gestagneerde invoer,
Nederland was aangewezen op de
eigen industrie; de gestegen
uitvoer, in de oorlogvoerende
landen kon de industrie niet
optimaal functioneren, en de
bestellingen van het leger. In
sommige Geldropse fabrieken werd
dag en nacht gewerkt. De
fabrikanten konden niet aan
voldoende arbeidskrachten komen.
Er werden zelfs 200 Belgische
geïnterneerde militairen in de
Geldropse fabrieken te werk
gesteld. Er werden ook
drie nieuwe fabrieken gevestigd
: de Geldropse Tricotagefabriek
(de voorloper van de Tweka) ,
een wollendekenfabriek en een
kamgarenspinnerij
|
|