Kasteel Geldrop.
Omgracht gebouw,
bestaande uit
een
middenpaviljoen
(1616, blijkens
ankers) met een
zadeldak tussen
trapgevels,
geflankeerd door
latere
aanbouwsels,
waarvan de
linkervleugel op
oude grondslagen
rust. Rechts de
onderbouw van
een toren. De
middenvleugel is
onderkelderd en
heeft door
segmentbogen
overtoogde
vensters. In de
westmuur van de
westvleugel een
wapenschild van
Adriaen van
Sprangh (1769).
Inwendig: deur
(1616) met
gesneden
bovendorpel
waarop het wapen
Hoorne, en een
18e eeuwse
schouw.
*bron:
Rijksdienst voor
het Cultureel
Erfgoed
Het oudste
kasteel van
Geldrop dateert
van omstreeks
1350. Rond 1600
vestigde Amandus
van Horne zich
op een woontoren
vlak naast het
kasteel. In 1616
liet hij de
middeleeuwse
bouwvallen
opknappen. Dit
bouwwerk met de
karakteristieke
trapgevels vormt
nu het
middendeel van
het huidige
kasteel; aan de
grachtzijde is
het jaartal in
de muurankers
nog terug te
vinden.
Tot 1715 bleef
de naam van
Horne aan het
kasteel
verbonden.
Toen overleed
Johan Carel van
Horne.
Zijn zus Maria
Johanna
Constantia van
Horne was zijn
erfgenaam.
Die trouwde met
jonkheer John
O'Donnoghue.
O'Donnoghue was
van Ierse
afkomst en lid
van de Grote
Raad van
Mechelen. In
1716 werd hij
officieel
ingehaald als
heer van
Geldrop, maar
zijn woonplaats
werd het niet.
Het kasteel werd
verwaarloosd.
Slechts een
klein gedeelte
werd bewoond
door de pastoor
van Geldrop. De
woontoren werd
wel onderhouden
voor een
eventueel
verblijf.
O'Donnoghue
gebruikte de
inkomsten van
Geldrop om er
zijn schulden in
Niel mee te
betalen.
Na de dood van
Maria Johanna
Constantia van
Horne in 1746
werden haar
bezittingen
verdeeld onder
haar kinderen.
De oudste zoon,
Jan Robert
Joseph
O'Donnoghue,
erfde de
heerlijkheid
Geldrop. De
nieuwe eigenaar
verhuisde van
Niel naar
Brugge, waar hij
raadpensionaris
was. Hij
verbleef slechts
sporadisch in
Geldrop.
In 1768 verkocht
Jan R.J.
O'Donnoghue de
heerlijkheid
Geldrop aan de
meestbiedende.
Dit soort
veilingen was
erg in trek bij
rijk geworden
kooplieden en
regenten. Zij
mochten zich dan
'Heer van' - in
dit geval -
Geldrop noemen.
Koper van de
heerlijkheid
werd de uit
Budel afkomstige
Leidse regent
Adriaan van
Sprangh,
ontvanger der
grafelijkheids-
en Wassenaarse
tollen in
Leiden. Hij
betaalde f
29.000,-. Voor
het eerst in de
geschiedenis
kwam Geldrop in
handen van
protestanten.
Nadat de laatste
eigenaar met de
naam van Sprangh,
Wilhelmina
Johanna Eckringa
van Sprangh, in
1828 kwam te
overlijden kwam
het kasteel in
handen van een
nicht, Sara
Hoevenaar uit
Breda, dochter
van een jongere
zuster van de
kasteelvrouwe.
Sara Hoevenaar
heeft zelf niet
in Geldrop
gewoond . zïj
overleed
ongehuwd in
Breda op 10
februari 1843.
De bezitting
ging over naar
haar neef
Hubertus Paulus
Hoevenaar jr.
Hij woonde in
Nederlands-Indië.
Rond 1860 kwam
hij in Nederland
terug en
vestigde hij
zich nabij
Eindhoven, te
Stratum op het
landgoed
Eikenburg.
Intussen maakte
hij plannen voor
een grondige
verbouwing. De
zijgevel werd
verhoogd tot
twee
verdiepingen,
het poortgebouw
werd gesloopt
net als de
ophaalbrug en
hij liet op die
plaats een
nieuwe vleugel
bouwen die
grensde aan de
bouw van 1616.
Een aanbouwde
naast de bouw
van 1616 werd
afgebroken. Op
die plek kwam
een terras.
Kasteel omstreeks 1860 |
Hoevenaar ging
met zijn gezin
in 1870 op het
kasteel wonen.
Tegen de noordgevel liet
hij een
gedenkplaat
aanbrengen met
zijn
familiewapen in
reliëf.
|
De tekst op de gedenkplaat van Hoevenaar luidt: "Overgegaan in erfenis aan Hubertus Paulus Hoevenaar als heer der vrije grond heerlijkheid van Geldrop, Groot en Klein Braakhuizen 1844."
De heerlijkheid Geldrop bestond echter al niet meer sinds 1798. Veel eigenaren van voormalige heerlijkheden bleven de titel 'Heer van' echter voeren. Het waren in feite niets meer dan loze titels.
|
De dochter van Hubertus Hoevenaar, Arnaudina, trouwde in 1881 met mr. Hendrik Nicolaas Cornelis baron van Tuyll van Serooskerken, de burgemeester van Voorburg . Zij kregen vier zonen. Arnaudina Hoevenaar erfde het bezit in 1905, toen haar moeder overleed. De familie Van Tuyll van Serooskerken-Hoevenaar kwam in 1912 definitief op het kasteel in Geldrop wonen. Na de dood van zijn vader erfde Jan Maximiliaan van Tuyll van Serooskerken, geboren in 1886, de bezitting. Hij was gehuwd met jonkvrouw Carolina Frederika Henriëtte Quarles van Ufford.
Jan Maximiliaan van Tuyll van Serooskerken |
Carolina Frederika Henriëtte Quarles van Ufford |
De baron stierf in 1938 in Amsterdam. Zijn vrouw bleef op het kasteel wonen. Op 20 maart 1962 werd haar het ereburgerschap van de gemeente verleend en de bijbehorende gouden medaille uitgereikt vanwege haar bijzondere verdiensten voor de Geldropse bevolking. Kasteel Geldrop werd in 1974 door de gemeente Geldrop aangekocht met als doel er een openbare en niet-commerciële bestemming aan te geven. De overdracht vond plaats op I juli van genoemd jaar. In het kasteel is de gemeentelijke oudheidkamer ondergebracht. Een gedeelte van de bovenverdieping wordt nu gebruikt voor wisselende exposities. Op de benedenverdieping van het kasteel is een trouwzaal ingericht in Louis XV-stijl. Tevens worden er op zondagen regelmatig koffieconcerten georganiseerd en zijn er vergaderruimten beschikbaar.
Trouwzaal |
Glas in loodramen hal |
Voor informatie over openingstijden, exposities en andere activiteiten, zie de website van het Kasteel Geldrop.
* Bron o.m. De geschiedenis van het kasteel Geldrop en zijn bewoners, Henriëtte Verhees - Wouters, Heemkundekring Heeze, Leende, Zesgehuchten
Meer over het Kasteel van Geldrop en zijn bewoners kunt u lezen in het onlangs verschenen boek van André Josiassen , "Kasteel Geldrop en zijn bewoners/eigenaren van 1350-1972". |
|